Toen ik klein was keek ik allerlei sporten op televisie. Natuurlijk voetbal, en veel tennis en wielrennen. Daarnaast hield ik ook van schaatsen, honkbal, american football, cricket. En natuurlijk de Olympische Spelen. Als het maar sport was. En dus keek ik ook naar de sterkste man, waar ik voor het eerst hoorde van ābankdrukkenā.
Geen idee
De eerste keer dat ik er van hoorde, snapte ik er niets van. Ik was 8, ik had geen idee. Bankdrukken? Moet je dan een bank optillen om te laten zien hoe sterk je bent? Nou, niet dus. De sterkste man werd (en word) je niet door een bank op te tillen, maar door bijvoorbeeld een vrachtwagen voort te trekken. Daās nog eens andere koek.
Wat dan wel?
Maar bankdrukken is wel degelijk voor de sterke mannen. Het principe is simpel, je gaat op een speciale bank liggen, en je ādruktā een gewicht omhoog. Of eigenlijk twee gewichten, die aan beide uiteinden van een metalen staaf zitten. Je ligt onder die staaf, gewichten er aan, en duwen (drukken) maar! Maar ja, hoeveel kun je dan tillen.
Jerom
Ik heb geloof ik al eens verteld dat ik een Suske & Wiske fan ben. En dus denk ik aan Jerom, of Jerommeke, als ik aan sterke mannen denk. En ik denk dat zelfs Jerom zich nog wel even zou moeten inspannen om te tillen wat de allersterksten tegenwoordig ādrukkenā. Het wereldrecord staat momenteel op naam van Ryan Kennely. De heer Kennely kreeg maar liefst 488 kilogram omhoog. 488. Dat is dus echt heel veel. Petje af, Ryan!
Kruk
Maar goed, ik dacht vroeger dus dat je een bank moest tillen. En omdat ik het allemaal zo stoer vond, had ik met 2 vriendjes onze eigen āsterkste manā wedstrijd. Precies hetzelfde, maar net een beetje anders. We moesten elkaar optillen (ging net), met een krat bier van papa zeulen (ging absoluut niet) en 100x opdrukken (1 was bij ons allemaal het maximum). En bankdrukken, maar net niet. Want bij ons was die bank toch echt een āno goā.
Wij hadden zelf wat bedacht als alternatief. Wij deden aan onze versie van bankdrukken: ākrukdrukkenā.